Kroniek van de dementie van Jan Spapens
Eerst mezelf even voorstellen: KS, GZ psycholoog bij de
RIAGG Midden –Limburg, oa. belast met diagnostisering en behandeling van
ouderen met klachten van vergeetachtigheid etc.
Even vader Jan voorstellen:
Jan Spapens,
12-09-1910. Hij is overleden op 21 maart 2000, de eerste dag van de lente van
de nieuwe eeuw, 89 jaar oud.
Hij was de oudste zoon van 9. 4 jongens, een op 12 jaar
overleden aan suikerziekte, en 5 meiden.
Gemeenteambtenaar te Geldrop. Getrouwd met An, mijn moeder.
Zelf 6 kinderen: van iedere soort evenveel.
Hij had veel nevenfuncties in Geldrop: voetbal, vereniging
voor veilig verkeer, reclassering, Vincentius, zangkoor en vooral carnaval. Ook
nog een serieuze nevenfunctie: correspondent van het dorp voor de regionale
krant.
Op latere leeftijd haalde hij zijn rijbewijs en na zijn
pensionering verbleef hij periodes van maanden samen met ma in het warme
Spanje.
Hij organiseerde zelfs de laatste jaren tussendoor van alles
en nog wat: reisjes voor de seniorenvereniging, concours voor het seniorenkoor
en hij vergaderde wat af. Hij schreef ook het seniorenclubblad regelmatig vol. Voor
zijn verdienste voor het dorp kreeg hij de erepenning van de gemeente Geldrop.
Hij stond bekend als een “contente mens”, kon met iedereen
overweg. Werkte hard (zeker voor een ambtenaar) en was altijd aan het klussen
op zijn eigenwijze manier. Maar hij was ook verstrooid: als hij iemand van zijn
kinderen riep volgde er eerst een riedeltje broers en zussen voordat hij de
juiste naam trof.
Hij werd in 1986 weduwnaar. Dat was geen reden om te
verhuizen. Hij bleef wonen op het adres, waar hij al 36 jaar woonde en waar zijn
kinderen graag naar terugkwamen. Met een poetsmevrouw en hulp van zijn kinderen
redde hij zich goed.
Achteraf weten we niet wanneer het dementieproces nu precies
begonnen is.
Was het een signaal, dat hij al zoekend in Spanje naar de
goede weg op een keer de rotonde daar linksom nam? Gelukkig was er daar toen geen
verkeer.
In 1989 had zijn leven een vaste structuur: rond 9 uur zijn
bed uit. Krant en koffie, om een uur of 12 een boterham. ‘s-Middags wat wroeten
in de tuin of een boodschapje doen, naar het koor of de club en ’s-avonds bij
zijn vriendin een hapje eten.
Dat zette zich zo enkele jaren voort.
We waren gewend aan zijn verstrooidheid, dus het viel in
eerste instantie niet op, dat hij eens vergat voor een verjaardag een cadeautje
te kopen, of een afspraak om op bezoek te komen voorbij liet gaan.
Alle dagen waren voor hem ook hetzelfde, wilde hij ons doen
geloven. Hij werd minder actief en stelde zich niet meer herkiesbaar, in het
bestuur van de ouderenvereniging.
Hij schatte zijn verrichtingen tijdens het autorijden soms
verkeerd in en dat resulteerde nog wel eens in een deukje. Je ging niet graag
meer bij hem in de auto zitten. Maar…. hij wilde zijn heilige koe niet wegdoen!
Zijn auto was ook zijn lijntje met de buitenwereld.
Hij ging ermee naar zijn kinderen in de naburige dorpen en
dagelijks naar zijn vriendin. Praten hielp niet. Pa bleef rijden.
En toen was zijn rijbewijs verlopen. Een godsgeschenk?
Welnee, Pa redeneerde dat ze:
“Unnen ouwe mens van 85 wel niet meer
achter de tralies zouden zetten voor rijen zonder rijbewijs”. Bovendien
vertrouwde hij op de collegialiteit van de Geldropse gemeentepolitie: ook
gemeenteambtenaren, zoals hij bijna 40 jaar was geweest.
Mijn oudste zus verzon een list: zij had plotseling een auto
nodig. Haar lespraktijk breidde uit naar de omliggende dorpen van Hernen en,
jawel hoor! Pa stond genereus zijn Peugeotje af.
Maar nog geen 6 weken later had hij een 30 km. wagentje voor
invaliden op de kop getikt. Zonder rijbewijs mocht hij daarmee binnen de
gemeentegrens rondrijden, mits hij op de fietspaden bleef. Vanaf dat moment was
het leven van de Geldropse fietser niet meer zeker. En volgens mij is de wet
sinds die tijd ook veranderd en moeten die “koektrommeltjes op wielen” nu op de
rijweg.
Hij heeft nog twee jaar rondgereden in dat ding, totdat hij
steeds vaker zonder benzine kwam staan en op een gegeven moment het hele autootje
niet meer kon terugvinden, nadat hij weer eens ergens was gestrand.
We regelden een vaste afspraak met de taxi en betaalden dit
contractvervoer vooruit. Iedere dag wandelde hij om 5 uur ’s-middags naar zijn
vriendin en om 10:30 werd hij met de taxi naar huis gebracht. Daar kwam dan de wijkverpleegster
om een uur of 11 om hem zijn medicijnen te geven en toe te zien, dat hij zijn
bed opzocht. Dorpsgenoten hadden ons er op gewezen, dat hij ’s-nachts nog al
eens door het dorp dwaalde. Ook was ons opgevallen, dat hij razendsnel door
zijn geld heen was. Dat hij zijn taxichauffeur zelf ook nog eens betaalde en
genereus het wisselgeld liet houden is een vermoeden van ons, dat natuurlijk
door het taxibedrijf niet bevestigd werd. Het initiatief, om dikke cadeaux voor
zijn vriendin te kopen zat er niet meer in bij pa. Ze klààgde eerder bij ons,
dat hij eigenlijk wel eens wat dankbaarder zou mogen zijn.
De liefdevolle aandacht van de thuiszorg was
nodig geworden, sinds hij op zo’n nachtelijke tocht in december zich wat al te
zomers had aangekleed. Met zijn colbertje aan was hij zaterdags om zes uur naar
de kerk gegaan zogenaamd naar de avondmis. Keurig op tijd, maar de pastoor had
de deur op slot. Pa had zich vergist, het was 6 uur in de ochtend. Terug thuis
bleek, dat hij ook nog zijn huissleutel vergeten was. De buurman trof hem ’s-morgens
om 9 uur bij het hondje uitlaten totaal verkleumd onder het afdakje bij de
voordeur aan.
Pa had een fikse verkoudheid opgedaan en dat deed zijn
conditie geen goed. Er volgde een korte opname ter observatie in het
ziekenhuis.
We hebben vervolgens een week lang alle instanties van de
regio daar gebeld, nog eens gebeld en gewacht op terugbellen en zelf maar
teruggebeld en langzaam maar zeker kwam ik erachter hoe daar de zorg voor ouderen
geregeld was. Wel honderd twintig telefoontjes schat ik in.
En dan weet ik nog vanuit mijn beroepsachtergrond waar ik
naar moet vragen!
Langzaamaan werd er een rond de klok zorgsysteem
gerealiseerd van ondersteunende begeleiding in dagopvang, huishoudelijke zorg
aanvullend aan zijn vertrouwde hulp, die pa graag wilde aanhouden, en
persoonlijke verzorging. De Eindhovense RIAGG stelde de onvermijdelijke
diagnose en we zagen tot ons genoegen, dat pa er wel bij vaarde.
Mijn zussen hadden zijn kleren gemerkt, zodat hij de goede
combinatie broek, hemd stropdas en colbertje koos. De strakke moderne designklok
in de kamer werd vervangen door een exemplaar met duidelijke cijfers en het
halve dorp werd van sleutels voorzien opdat er altijd wel iemand was, die hem
binnen kon laten.
Hadden mijn broers toch gelijk gekregen, die drie jaar eerder
al aandrongen op verhuizen naar een verzorgingshuis? Hij wilde dat toen beslist
niet. Ook nu wilde hij niet weten van verhuizen naar een seniorencentrum, zoals
wij dat eufemistisch noemden. Ik had het mijn broers toen uit de kop gepraat,
maar er bleef een gespannen verhouding tussen de kampen:, waarvan het ene kamp
gekenmerkt werd door uitspraken als: “hij moet ertoe gedwongen worden, want hij
kan niet meer voor zichzelf zorgen” terwijl het andere kamp een houding had
van: “zolang hij niet aan opname toe is en dat ook niet wil, moeten we proberen
thuis de nodige zorg te realiseren”.
Ik ben eens op bezoek gegaan bij de dagopvang. Hij zat daar
in een kring met een bal richting andere deelnemers te gooien onder het noemen
van de naam van die deelnemer. Ik vond het maar niks, mijn vader daar zo’n suf
spelletje te zien doen, maar het deed hem zichtbaar plezier en daar draait het
immers om.
Ik kreeg echter de directie van het Geldrops verzorgingshuis
niet overtuigd, dat hij niet verloren zou lopen als zij hem een kamer zouden aanbieden.
Wij vonden, dat hij in Geldrop thuishoorde en een verpleeghuisplek…. daarvoor
was hij nog te goed. En als hij eens op weg zou gaan naar zijn oude huis aan de
Parallelweg, dan zou een van zijn vele vrienden en kennissen hem ongetwijfeld
terugbrengen. Maar de “regenten” bleven onvermurwbaar: hij was dement en dan is
er geen kamer meer voor je in het Geldropse verzorgingshuis.
Pa werd anderhalf jaar na de onfortuinlijke winter
uiteindelijk opgenomen in een verzorgingshuis twee dorpen verderop, met een
gesloten afdeling substitutie verpleeghuiszorg heette dat toen daar.
Hij bleef bij zijn standpunt, dat hij net zo goed nog aan de
Parallelweg zou kunnen blijven wonen, maar hij gaf toe aan de wens van zijn
kinderen en liet zich naar Leende brengen. Daar stonden zijn tafel, waaraan hij
altijd zat te schrijven. Daar stond zijn gemakkelijke stoel waar hij graag in
zat TV te kijken. Daar hingen zijn schilderijen en de foto’s van mijn moeder en
van de 40-jarige bruiloft met alle kinderen en kleinkinderen erop. En zijn
vloerkleed, al was het management van het zorgcentrum daar in Leende niet echt
blij mee.
Hij vroeg zich af, wat de directie van het huis ervan zou vinden,
dat zijn spullen daar stonden en hij was al aan het denken hoe hij al die
spullen weer terug thuis kon krijgen.
8 weken lang belde hij mijn zussen suf, wanneer we hem
kwamen halen, want dat het nu wel lang genoeg had geduurd. Hij wilde terug naar
huis.
Tijdens het weekend ben ik toen met hem naar de Parallelweg
gereden, waar alles nog keurig op zijn plaats stond. Hij vroeg zich af, waarom
we daar stopten.
“Je wilde toch terug naar huis?”
“Ja maar dit is toch mijn thuis niet.”
Pas toen we binnen op zijn slaapkamer kwamen herkende hij
vaag, dat hij daar toch ooit gewoond zou moeten hebben.
Regelmatig werd pa “opgehaald”.
Hij bracht dan het weekend of ten minste een dag op
toerbeurt bij een van de kinderen door.
Die weekends waren een verademing. Niet alleen voor hem,
maar ook voor ons. Het was hard werken, want je moest hem voortdurend in de
gaten houden, maar vanwege het feit, dat de maalstroom van de dagelijkse stress
even doorbroken werd was het toch een verademing. Pa dwong je in een lagere
versnelling.
Conversatie op het terras in de zomer.
Pa zegt: “Zie je dat vogeltje op het dak daar?”
Ik: “Ja, die zit daar wel vaker precies op de nok”
“Kan dat geen kwaad”
“Ik denk het niet”
“Hij zit niet stil. Hij wipt op als ie gaat vliegen”
“Ja en dan komt ie even later weer terug”
“Maar als ie wegvliegt zet ie zich wel steeds af. Kan het
dak daar wel tegen?”
“Het dak ligt er al zesendertig jaar op, dus ik denk, dat
het niet echt kwaad kan”
“Steeds zo’n afzet, kan op den duur schade veroorzaken aan
je dak, Jong”
“Ik denk dat het wel mee zal vallen.”
“En als het nou bij één vogeltje bleef, maar kijk eens, nu
zitten er twee!”
“Het dak kan ook twee vogeltjes dragen, pa, en nog wel meer ook.
“Ik zou toch maar oppassen, als ik jou was”
“Zin in een wandelingetje door het plantsoen, Pa? Drink dan
je koffie maar uit. Die zal ondertussen wel koud zijn.”
“Ik hou van kouwe koffie”.
Na twee en een half jaar zich helemaal genesteld te hebben
daar in Leende kreeg ik die eerste lentedag ’s-morgensvroeg een telefoontje,
dat hij ‘s-nachts in alle rust vredig aan een herseninfarct was overleden.
Herten, 5 febr. 2007
Kees Spapens